In mijn vorige blog schreef ik over excelleren en tussen de regels door heb ik een aantal zaken willen noemen. Een leerkracht die zijn macht laat gelden, want mijn vader bleef echt niet zitten, omdat hij niet kon leren. Een juf die een opmerking maakte om mij te denigreren , maar het tegenovergestelde bereikte. Ik maakte de keuze om niet in de slachtofferrol te gaan zitten en liet haar een poepie ruiken. Wat ik met beide voorbeelden wil laten zien, is dat je als leerkracht macht heb, die in het geval van mijn vader verkeerd gebruikt werd, maar ook dat je als leerling macht hebt en die macht op een juiste manier kunt inzetten door gewoon je best te doen. Goed onderwijs vraagt om een inspanningsverplichting van leraar en leerling.
Wat ik niet uit mijn hoed kan toveren zijn allerlei onderzoeken die met getallen aantonen dat wat ik denk of vind juist is. Getallen heb ik dus niet. Ik heb slechts één getal en dat is 33. Dat staat voor 33 jaar onderwijservaring. Ik ben doctorandus, maar dat zegt mij niet zo veel over mijn docentzijn. Ook niet over mijn vakkennis. Wie zegt dat een titel garant staat voor goed lesgeven en ook nog eens op hoog niveau die heeft er geen verstand van. Ik heb eerst geleerd om les te geven op kleuterscholen, basisscholen en speciaal onderwijs. Dat was toen de pabo nog pedagogische academie heette. Een idee van mijn vader om onderwijzeres te worden, want dan had je een brede algemene vorming. Toen nog wel. Alhoewel rekenen nooit mijn ding is geweest. Verder was hij van mening, dat als je getrouwd was en kinderen kreeg, ja in die volgorde, dan kon je blijven werken, want dan ging je met de kinderen naar school en kwam je met de kinderen weer thuis. Een beetje naïef. Mijn vakkennis heb ik daarna opgedaan. Eerst les leren geven en daarna mij verdiepen in mijn lievelingsvak: Duits. Ik wilde goed zijn in mijn vak en ben dan ook niet van de zesjescultuur. Ik stelde eisen aan mezelf. Ik heb nooit docenten gehad die differentieerden. Wel docenten die eisen stelden en daar zit volgens mij de crux. We zijn op een gegeven moment doorgeslagen naar de andere kant. Leerlingen die eisen stelden, maar dan vooral hoe wij ze konden bedienen zodat ze zelf zo weinig mogelijk hoefden te doen. Ik ben me ervan bewust, dat ik hier generaliseer.
Hoe doe je dat eisen stellen? Gewoon, de goede leerling met de juiste instelling als voorbeeld stellen en de andere leerlingen helpen om ook zover te komen. Maar wel met inspanningsverplichting. Ionica Smeets, een van de wiskundemeisjes zei ooit in een interview, dat ze goed wilde zijn. Dat lijkt mij een heel mooi doel voor leerlingen. En laten we alsjeblieft geen excuses gaan zoeken voor leerlingen, die de zesjescultuur aanhangen, omdat ze nog zoveel andere dingen hebben. Goed willen zijn vraagt om keuzes te maken. Daar zullen we het met elkaar over eens moeten zijn. Ik vraag me wel af hoe je als academicus met een zesjesinstelling, omdat je dat voldoende vond, leerlingen kunt helpen om te excelleren. Of heb je ook half goede academici?
Na het lezen van dit bericht gisteren heeft het door mijn hoofd gespeeld. Ik ben het er niet helemaal mee eens. Ik zou dat willen verwoorden met een tweetal vragen.
Moet, of kan, een leerling overal goed in (willen) zijn?
Is een bewuste keuze voor een zes, zodat ruimte elders ontstaat voor een negen, niet goed?
Wat is het verschil tussen wiskunde nooit gehad hebben en het, vooral na het lezen van dit stuk :-), er voor kiezen dat voor wiskunde voldoende voldoende is?
Het gaat mij om de grondhouding: het nieuwsgierig zijn, het willen weten. Een leerling kan op een gegeven moment vakken kiezen. Die mogelijkheid is niet in het leven geroepen om te kiezen tussen een zes of een negen. Er is ergens iets fout als je moet kiezen tussen een zes voor het ene vak en een negen voor het andere vak. Het gaat mij om de keuze van een leerling om tevreden te zijn met een voldoende. Die houding vind ik niet goed.