Afgelopen week las ik de blog van Sandra Verbruggen waarin zij een aantal vragen stelt die elke docent aan het begin van het nieuwe schooljaar zou moeten beantwoorden. Ook al geef ik 34 jaar les ik vond het toch de moeite waard om stil te staan bij deze vragen en voor mezelf de antwoorden op te schrijven. Het beantwoorden kost behoorlijk wat nadenktijd, maar dat is ook de bedoeling denk ik. Je bewust worden van wat, hoe en waarom je iets doet of juist niet doet. Sommige vragen zou ik anders formuleren en de vragen 56, 57 en 58 zijn niet zomaar te beantwoorden op deze plek. Ik mis op sommige plaatsen de vraag wat je van collega’s verwacht en of die verwachting reëel is, maar ook wat je verwacht van je leerlingen. Hebben zij in de gaten, dat wat je doet je dat voor hen doet? In elk geval genoeg stof tot nadenken aan het begin van het nieuwe schooljaar. Bedankt Sandra voor deze stimulans.

1. Hoe bereid jij je voor op die eerste les?
Het maakt veel uit of ik leerlingen vorig jaar al in de les heb gehad of dat het een klas is waarvan ik de leerlingen niet ken. In het laatste geval lees ik de gegevens over de leerlingen in het leerlingvolgsysteem. Zaken waar ik op moet letten noteer ik in mijn klapper waarin ook de lesvoorbereiding staat. De eerste les bij een nieuwe klas gebruik ik om alle namen te onthouden en dat doe ik in spelvorm. De eerste les is ook een les waarbij ik van leerlingen wil weten wat hun verwachting is van dit schooljaar voor mijn vak. Goed om daar eens bij stil te staan.
Deze vraag is ook in de intervisiegroep op mijn school aan de orde gekomen.
2. Hoe bereid jij je voor op de nieuwe leerlingen?
Ik lees de informatie in het leerlingvolgsysteem en noteer zaken die van belang zijn voor mijn lessen. Als het goed is dan heeft de mentor uit het vorige schooljaar een overdrachtsnotitie gemaakt met belangrijke punten. Ik weet dan waar ik rekening mee moet houden. Voor mij is het handig om daar dan puntsgewijs een notitie over te maken in mijn klapper bij de betreffende klas. Dat is voor mij de beste manier om dat te onthouden.
3. Hoe denk je na over het nieuwe schooljaar? Ik vind het interessant om artikelen te lezen die over onderwijs gaan en waarmee ik in de les ook iets kan. Momenteel lees ik veel over differentiëren en denk ik na hoe ik de manier waarop ik dat nu doe nog kan verbeteren.
4. Heb je zin om te beginnen?
Volmondig ja!
5. Zie je uit naar je nieuwe leerlingen?
Ook nu weer volmondig ja! Ik ben heel nieuwsgierig naar welke nieuwe leerlingen ik krijg en wat hen bezig houdt, maar ook of het mij lukt om hen te motiveren voor mijn vak.
6. Heb je zin om iets nieuws te gaan proberen?
Altijd. Ik ben geen docent die les geeft op de automatische piloot. Dat lijkt mij zo saai. Ik heb via een nieuwsbrief een nieuwe tool ontdekt en die wil ik uitproberen met de leerlingen. Ik ben dan ook benieuwd wat zij ervan vinden, want daar staat of valt het gebruik mee. Verder heb ik een artikel gelezen over procrastinatie en daarin stonden allerlei tips, die wil ik met de leerlingen bespreken. Belangrijk vind ik het of zij iets van zichzelf herkennen in de voorbeelden. Belangrijk vind ik ook het netwerken op verschillende manieren. Dat stimuleert ook om iets nieuws te beginnen.
7. Heb je zin in je werk in z’n algemeenheid?
Jazeker.
8. Kijk je uit naar je collega’s?
Niet naar allemaal, maar dat hoeft ook niet.
9. Waar heeft je gemoedstoestand iets mee te maken?
Dat is verschillend. Soms een opmerking van iemand of een gebeurtenis.
10. Waar haal je je inspiratie vandaan?
Uit mijn leerlingen. Ik kijk naar wat elke leerling nodig heeft en zoek naar oplossingen.
11. Waar zie je precies tegenop? En wat is daar aan te doen?
Welke mogelijkheden zie je om daar wat aan te doen?
Het enige waar ik tegenop zie is het nakijken van toetsen. Op school zijn er afspraken over het aantal toetsen. Dat valt mee. In de bovenbouw maximaal twee per periode en in de onderbouw is dat vrij. Binnen de sectie zijn daar afspraken over per jaarlaag. Ik gebruik tools voor formatief toetsen.
12. Hoe loopt het in jullie sectie, vakgroep of team?
In de sectie gaat het prima. Leuke collega’s, goede afspraken. We hebben een sectieplan en bespreken dat ook regelmatig. Men is bereid om werk te verzetten en elkaar te helpen.
13. Gaat alles altijd hetzelfde?
Nee. Er zijn per jaar wel nieuwe ideeën die we samen aanpakken. Bijvoorbeeld werken met Linq, een Duitse filmweek organiseren, activiteiten voor de Dag van de Duitse Taal of als sectie een studiedag volgen op het Goethe-instituut. Onze laatste activiteit was om samen lessen te maken voor maatwerkuren via wikiwijs.
14. Werken jullie samen met andere secties, vakgroepen of teams?
Ja, sinds drie jaren hebben we het Talenteam en werken we samen met de mvt en de sectie Nederlands.
15. Op welke manier?
Heel divers, bijvoorbeeld samenwerking op het gebied van literatuur. We hebben met de mvt een examenreader samengesteld we bespreken hoe we het ERK implementeren etc.
16. Wisselen jullie ideeën uit?
Ja, afgelopen jaar hebben we bijvoorbeeld afspraken gemaakt over lezen in de les.
17. Gaan jullie wel eens bij elkaar kijken?
Ja, een nadeel is dat vrije uren niet altijd goed uitkomen. Bekend verschijnsel denk ik.
18. Bespreken jullie met elkaar waar je tegenaan loopt?
Ja, dat doen we in de sectie en in het kernteam. Daarnaast neem ik deel aan een intervisiegroep op vrijdagmiddag na school.
19. Vergaderen jullie überhaupt?
Ja
20. Wie bepaalt dan de agenda?
Samen. Ik ben sectievoorzitter en stuur een voorstel rond en collega’s kunnen punten aanvullen. In het kernteam kunnen we agendapunten doorgeven aan de kernteamleider. Veel punten staan vast i.v.m. de organisatie.
21. Hoe is de sfeer tijdens de vergaderingen?
Prima.
22. Is het leuk en inspirerend of kijken mensen tersluiks op hun horloge?
Organisatorische agendapunten zijn niet inspirerend. Op het moment dat ideeën van collega’s aan bod komen wel.
23. Heeft iedereen een echte bijdrage in de vergadering?
Het is een taak van de voorzitter om mensen te betrekken, maar ik vind dat de docent ook in een vergadering zijn verantwoording moet nemen en een bijdrage moet leveren. Dat is zeker niet altijd het geval.
24. Doe jij je mond open?
Ja.
25. Wordt er naar je geluisterd als je een idee hebt?
Ja.
26. Vragen anderen erop door?
Ja, sommigen dan.
27. Zitten de deelnemers aan de vergadering elk voor zich alleen te zenden en niet te ontvangen?
Zie vraag 23. Er zijn verschillen. Je kunt dat niet zo algemeen stellen.
28. Wat zou jij aan de vergadering of aan de vergaderstructuur op school willen veranderen?
Dat een deelnemer een agendapunt voorbereidt en in de vergadering bespreekt. Dat gebeurt incidenteel.
29. Waarom?
Dat bevordert betrokkenheid.
30. Waarom op die manier?
Zie antwoord 29.
31. Wat zou dat opleveren?
Ik durf niet te beweren dat het resultaat dan beter zou zijn, maar er is wel gedeelde verantwoordelijkheid en dat gevoel ontbreekt nog wel eens.
32. Voor wie?
Voor alle deelnemers.
33. Als je dat idee bij de schoolleiding gaat bespreken, wordt er dan naar je geluisterd?
Volgens mij kunnen wij dat in het team bespreken. Het gebeurt ook wel, maar niet structureel.
34. Is er een kans dat het idee wordt overgenomen?
Ja.
35. Heb je het gevoel dat je door de schoolleiding gezien en gehoord wordt?
Ja.
36. Aan welk gedrag kun je zien dat dit wel of niet zo is?
Men neemt de tijd om te luisteren, maar er wordt ook iets mee gedaan.
37. Hoe ga je doorgaans om met je leerlingen?
Rustig, respectvol.
38. Hoe kijk je naar hen?
Als jonge mensen waarvan ik ook nog iets kan leren.
39. Wat weet je van hen?
Allereerst de info via het leerlingvolgsysteem, maar ook in de lessen leer ik hen kennen door wat ze vertellen over zichzelf of wat ze ergens van vinden en natuurlijk de gesprekjes buiten de les om.
40. Weet je iets over hun thuissituatie, over hun sport?
Ja.
41. Vind je het belangrijk om iets van hen te weten?
Ja.
42. Kijk je hen werkelijk aan als je het tegen hen hebt?
Ja.
43. Heb je het gevoel dat je je werk werkelijk voor hen doet?
Jazeker. Ik wil ook weten wat zij vinden van de dingen die ik doe zoals ik ze doe.
44. Hoe gaan zij met jou om?
Respectvol.
45. Heb je het gevoel dat ze je mogen?
In de regel wel.
46. Dat je gezag hebt?
Ja.
47. Zou je wel wat meer het gevoel willen hebben dat jij aan het roer staat in het onderwijsproces?
Nee
48. Wat doe jij zelf om dat zo te laten zijn?
Gewoon mezelf zijn.
49. Hoe kijk je naar het onderwijs zoals jij dat geeft?
Ik vind dat het altijd beter kan.
50. Is dat klassikaal?
Nee, meestal wordt er in groepen gewerkt. Soms klassikaal. Hangt van het doel van de les af.
51. Volgens steeds eenzelfde stramien of wissel je af?
Ik wissel af.
52. Wordt er op school en in het team gesproken over onderwijsvernieuwing of komt dat nooit ter sprake?
Ja, vooral de rector gaf daar duidelijk sturing aan. Ik kan mij daar goed in vinden.
53. Zou je meer willen dan dat er nu gebeurt op school?
Nee, we doen erg veel aan verbetering en dat moet eerst goed ingebed zijn.
54. Ben je juist bang dat het allemaal gaat veranderen?
Helemaal niet.
55. Wat doe je met dat verlangen of die angst?
Ik stel me proactief op. Angst heb ik niet.
56. Hoe ziet het onderwijs er volgens jou over tien jaar uit?
Tien jaar is voor een verandering in het onderwijs een korte periode. Digitalisering zal op meer scholen een plek hebben gekregen. Daar zit groei. Ik hoop dat we met elkaar in gesprek blijven over goed onderwijs. Er zal door het gebruik van social media veel meer dan voorheen een dialoog zijn tussen docenten. Ik zou willen pleiten voor een verlenging van de middelbare schooltijd zonder dat er een verzwaring is van het curriculum. Dat geeft docenten ruimte om te professionaliseren en leerlingen hebben ook meer ruimte voor een oriëntatie op hun beroep c.q studie. We leven jaren langer en we werken jaren langer dan in de vorige eeuw, maar het onderwijs krijgt hooguit een aantal uurtjes meer tijd. Vreemd.
57. Welke rol zal ICT dan spelen?
ICT is meer geaccepteerd. Vooral bij het leveren van maatwerk vind ik ICT belangrijk. Een leven zonder mobieltje is ondenkbaar. Scholen kunnen het gebruik in de les niet meer tegenhouden.
58. Hoe zal de wereld er dan uitzien?
Met alle ontwikkelingen op dit moment niet veel anders. Veel ellende door mensen veroorzaakt.
59. Vind je dat iets om over na te denken van te voren of zie je wel wat er gebeurt?
Ik denk erover na, maar ik weet dat mijn invloed zeer beperkt is.
60. Zou jij een rol willen hebben in het bespreken van de onderwijsvisie in jouw school en in de implementatie?
Ja, maar zou is hier niet op zijn plaats. Ik denk al mee.
61. Weten de anderen op school dat?
Ja,
62. Ben jij iemand die gewend is het voortouw te nemen of wacht je liever af?
Ik ben gewend om het voortouw te nemen.
63. Ben je gelukkig met de manier waarop je daar nu mee omgaat?
Ja en nee. Het zou iets minder mogen.
64. Als je je wilt ontwikkelen (wil je dat?),
Je bent nooit af. Als mens niet, maar ook als docent niet.
65. In welke richting is dat dan?
Vooral in de richting waarvan het resultaat zichtbaar is in de les.
66. Wil je je steeds verder in je vak ontwikkelen of streef je naar een directiefunctie op den duur?
Ik wil geen directiefunctie. Ik wil mij blijven ontwikkelen als docent.
67. Welke scholing is daar voor nodig?
Ik heb me alvast ingeschreven voor twee bijeenkomsten van TheCrowd: Creativiteit in je klas en differentiëren en voor een tweedaagse workshop over ICT in de les in Brussel via het Europees Platform.
68. Is er een kans dat je dat via de school kunt doen of moet je dat dan zelf betalen?
De school zou graag willen dat alle docenten lid worden van TheCrowd. Deelname wordt door school betaald. De workshop in Brussel wordt door het Europees Platform betaald.
69. Waar kun je die scholing krijgen?
Zie vraag 67
70. Doen jullie op school iets aan collegiale consultatie en intervisie?
Ja, verplicht onderdeel van een functioneringsgesprek en beoordelingsgesprek en ook een vast onderdeel binnen de sectie en kernteam. Het probleem vormt het rooster. Ik ga zelf ook op andere scholen kijken. Verder neem ik deel aan een vast intervisiegroepje. Dit is op initiatief van een jonge collega tot stand gekomen. Ik kan altijd nog wat leren van jonge collega’s.
71. Doe je daaraan mee?
Ja
72. Kan iedereen daaraan deelnemen of dat bijvoorbeeld alleen voor beginnende leraren?
Iedereen kan deelnemen.
73. Wat vind je de sterkste kant in je leraarschap?
Het willen helpen van de leerling. Ik steek veel tijd in het ontwikkelen van lesmateriaal waar leerlingen vooral individueel mee aan de slag kunnen. Dan gaat het vooral om leerlingen die met bepaalde onderdelen moeite hebben. Ik maak daarbij altijd gebruik van ICT. Leerlingen kunnen dan in hun eigen tempo en op een zelf gekozen tijdstip nog eens uitleg krijgen en oefenen. Een ander voordeel is, dat ik dat materiaal gemakkelijk kan delen met collega’s, zodat zij er ook gebruik van kunnen maken.
74. Hebben anderen dan jouw leerlingen daar ook iets aan binnen de school?
Ja, collega’s. Uitwisselen van ideeën. Gesprekken tijdens intervisie.
75. Wat zou je echt moeten verbeteren?
Externe attributie van leerlingen kantelen.
76. Welke dingen stel je uit en waarom?
Eigenlijk niks. Ik noem dat plannen.
77. Maak je een planning voor je werk of doe je maar wat?
Ik maak altijd een planning.
78. Bevalt dat?
Uitstekend.